Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet administratie grootboekschuld

 

Artikel 4
1
Na het tijdstip waarop deze wet in werking is getreden vinden, behoudens overschrijving of afschrijving uit hoofde van deze wet, geen boekingen meer plaats op rekeningen in de grootboeken.
2
De inschrijvingen in de grootboeken worden, naar gelang de rechthebbenden op die inschrijvingen, derden die rechten kunnen doen gelden op die inschrijvingen en beslagleggers zich aanmelden, overgeschreven op rekeningen in de schuldregisters, dan wel omgezet in schuldbewijzen aan toonder.
3
De rechten op inschrijvingen, rechten van derden op inschrijvingen, beslagen op inschrijvingen en beslagen op rechten van derden op inschrijvingen, verkregen onderscheidenlijk gelegd vóór het tijdstip waarop deze wet in werking is getreden, worden beoordeeld naar de tijdens de verkrijging van het recht respectievelijk de inbeslagneming geldende bepalingen.
4
Gemeenten, ingevolge het bepaalde bij koninklijk besluit van 26 juli 1820, no. 74, belast met het beheer van inschrijvingen op naam van voormalige gilden, worden geacht rechthebbenden op die inschrijvingen te zijn.
5
De bepalingen in uiterste wilsbeschikkingen, akten van onderbewindstelling, statuten en reglementen van rechtspersonen en overeenkomsten, waarbij belegging in inschrijvingen in de grootboeken is voorgeschreven, gelden, behoudens wijziging voor zover de wet die toelaat, als bepalingen die belegging in geldleningen ten laste van het Rijk voorschrijven.
6
Een voorwaarde of last als bedoeld in artikel 931 boek 4 BW, welke dateert van vóór de inwerkingtreding van het Burgerlijk Wetboek in 1838 en betrekking heeft op een of meer inschrijvingen in de grootboeken, wordt voor niet geschreven gehouden.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •